Configuratieprotocols 1

1
89
Dit artikel is deel 29 van 35 in het DiskIdee dossier Netwerken ontsluierd (cursus)
DossiernavigatieVan IPv4 naar IPv6Configuratieprotocols 2

Vanaf dit deel bekijken we het configureren van een tcp/ip-netwerk. We beginnen met de begintoewijzing van ip-adressen en te gebruiken servers, en volgen dat uiteraard op met de applicatieprotocollen die daarvoor gebruikt worden. Ifconfig, dhcp en dns zijn hierbij de toverwoorden.
netwerken
MANUELE of STATISCHE IP-CONFIGURATIE

In een tcp/ip-netwerk kunnen de netwerkstations alleen maar met elkaar babbelen als ze geconfigureerd zijn. Wat heb je nodig om een netwerkstation behoorlijk geconfigureerd te krijgen? Zoals we in deel 21 over de geschiedenis van het internet aan de weet kwamen, is tcp/ip het netwerkprotocol van de Unix-wereld en omdat het internet oorspronkelijk groeide uit de koppeling van Unix-machines, is tcp/ip dus ook het netwerkprotocol voor het internet.
In deel 16 hebben we besproken dat IP (wat staat voor Internet Protocol, weet je nog wel?) de adressering en routering verzorgt op basis van ip-adressen die uit vier bytes bestaan en waarbij we de bytegrenzen gebruiken om ip-adressen op te splitsen in subnetten.
Om ip-adressen makkelijker te kunnen verwerken, noteren we elke byte in decimale vorm en plaatsen een punt tussen elk paar decimale getallen. Zo zou het ip-adres D8EF3364 voor mensen veel moeilijker te hanteren zijn dan het decimale equivalent in zogenaamde ‘quad-notatie’ 216.239.51.100.
We hebben ook geleerd dat er meerdere klassen van ip-adressen bestaan en dat elke klasse een specifiek doel dient. Dat is echter verder niet relevant voor ons: de basis van alles is het ip-adres, het maakt niet uit tot welke klasse het behoort. Iedere host (netwerkstation) moet zo’n ip-adres hebben. Alleen hosts in hetzelfde subnet kunnen elkaar ‘zien’. Wil je hosts in een bepaald subnet laten babbelen met hosts in een ander subnet, dan moet je een koppelaar hebben tussen deze subnets: de router (let op: dit is niet hetzelfde als de algemene netwerkrouter die we eerder bespraken, nu gaat het om een tcp/ip-router). Eerder vertelden we ook al dat je aan een ip-adres niet kunt zien tot welk subnet het behoort. In principe zou je wel kunnen zien of het om een A-, B-, C-, D- of E-klasse adres gaat, maar je bent immers niet verplicht je aan dat schema te houden en dus weet je zelfs dat niet zeker. Daarom moet je een host niet alleen definiëren met een ip-adres, maar moet je ook erbij zeggen tot welk subnet hij behoort.

Netmaskers berekenen
Het subnet definiëren doen we met behulp van het netmasker. Het netmasker bestaat net zoals het ip-adres uit vier bytes, maar hier dienen ze om het ip-adres mee te maskeren zodat alleen het subnetadres over blijft: vandaar de naam netmasker. Dat maskeren gebeurt op binair niveau: met bits en een AND-operatie. Een binaire AND-operatie zit heel eenvoudig in elkaar: alleen als twee bits allebei 1 zijn, is het resultaat van de AND-operatie 1 en in alle andere gevallen 0. Hieronder een klein tabelletje van een AND-operatie tussen bits:
 

eerste bit

tweede bit

AND-resultaat

0

0

0

0

1

0

1

0

0

1

1

1

Een netmasker bevat dus een ‘1’-bit voor alle delen van het ip-adres die tot het subnet behoren en een ‘0’-bit voor alle delen die een host in een subnet definiëren. Als je bijvoorbeeld een ip-adres 192.168.0.1 hebt en het subnet is 192.168.0.0, dan definieer je het bijbehorende netmasker als 255.255.255.0. Kijk maar:

ip-adres

netmasker

AND-resultaat

decimaal: 192.168.0.1

binair: 1100 0000 1010 1000 0000 0000 0000 0001

255.255.255.0

1111 1111 1111 1111 1111 1111 0000 0000

192.168.0.01100 0000 1010 1000 0000 0000 0000 0000

Statisch
Een ip-adres dat je manueel en vast toewijst aan een host verandert niet meer: het is dus statisch. Om een host een statische tcp/ip-netwerkconfiguratie mee te geven, moet je dus minstens twee en meestal drie adressen opgeven.

– ip-adres;
– netmasker;
– routeradres.

Dat laatste heet ook wel het gatewayadres en kan dus optioneel zijn. Als je het weglaat, kan deze host alleen maar binnen zijn eigen subnet communiceren en nooit erbuiten. Als de host wel buiten het eigen subnet moet komen (bijvoorbeeld als hij met het internet wil babbelen), dan is het routeradres verplicht.
Het routeradres is uiteraard ook een ip-adres en wel een binnen hetzelfde subnet als het hostadres. Het vertelt de host via welke andere host hij netwerkverkeer bestemd voor een ander dan het eigen subnet kan routeren. Deze router zal normaal een netwerkaansluitingen hebben voor ieder subnet waarvoor hij de routering kan verzorgen. Een volwaardige statische ip-configuratie ziet er bijvoorbeeld zo uit:

– ipadres: 192.168.1.100
– netmasker: 255.255.255.0
– routeradres: 192.168.1.1

Dit is alles wat je nodig hebt om je host te kunnen laten communiceren met eender welke andere host.

1
2
Vorig artikelConfiguratieprotocols 2
Volgend artikelVan IPv4 naar IPv6

1 REACTIE

  1. hallo
    ik zit met het volgende probleem.waar vindt je de standaard gateway nr\’s en waar de dns server.ip en subnetmasker heb ik al.
    grtz smoke

Reacties zijn gesloten.